Dirk Hendrik de Vries (1863 - 1928) was de jongste zoon uit een Amsterdams koopmansgezin. Zijn vader Gerardus de Vries overleed toen Dirk nog in zijn tienerjaren was. Gerardus trouwde tweemaal. Zijn eerste vrouw overleed, waarna hij enige jaren later haar zuster Johanna huwde, Dirks moeder. Toen Gerardus overleed bleef Johanna achter met maar liefst acht kinderen. Drie van haarzelf (Dirk en twee jongere dochtertjes, Hanna en Jettie) en vijf kinderen uit het eerste huwelijk van haar man.
Dirk trok reeds op op 19-jarige leeftijd naar de Oost, om zijn geluk in zaken te bepoeven (voor de Moluksche Handels-Vennootscap in Menado, Celebes). Vanuit die stille 'buitenpost' deed hij in lange, gevarieerde brieven verslag aan - vooral - zijn moeder. Het bijzondere voor ons 21e-eeuwers is dat die brieven er nog zijn: Dirks moeder heeft ze keurig bewaard, en toen hij op latere leeftijd zijn jubileum vierde als - inmiddels - directeur van de Moluksche, deden zijn familieleden hem een mahoniehouten kistje cadeau met daarin, in fraaie groene mappen, alle brieven die Dirk ooit aan zijn moeder en zusters geschreven had. Waarvan het leeuwendeel uit Menado komt.
Dat kistje is overgegaan van Dirk naar diens oudste zoon naar diens zoon - alle drie Dirk Hendrik geheten. In 1993 had mijn moeder (Sity, de vrouw van de zoon van de oudste zoon van Dirk) de moed om deze brieven één voor één in te tikken en op te slaan. Ze had er al geregeld in gelezen, en besefte dat deze brieven niet voor het nageslacht verloren mochten gaan. Ruim 1000 boekpagina's verder gaf ze mij een 'floppy', met het bijna achteloze verzoek om eens in de brieven te gaan grasduinen.
Sinds die dag heb ik een hechte band met mijn overgrootvader.
We besloten dat deze brieven voor de hele familie moesten worden gepubliceerd. Internet was toen nog relatief onbekend, dus in plaats van alles - zoals nu - op een weblog te zetten gingen we op zoek naar een uitgever. Maar eerst paste ik de spelling aan, en maakte een selectie van de brieven, wat het aantal bladzijden terugbracht van 1000 tot 384. Een moeilijke en soms zelfs pijnlijke klus; niemand snijdt graag in het vlees van directe familie, want dat is uiteindelijk ook je eigen vlees. Begin 1994 was ik zover, en stuurde een standaardbrief naar elke bestaande uitgever in de Lage Landen. Veel positieve reacties volgden, met evenveel goede adviezen in de trant van: "Leuk, maar misschien meer iets voor het Koninklijk Instituut voor de Tropen". Dat wilden we niet, we wilden een boek uitgeven. Op een bepaald moment kreeg ik een uitnodiging om bij Uitgeverij X langs te komen, één van de belangrijkste uitgevers op het gebied van literatuur. Hoopvol stapte ik het statige grachtenpand aan het Singel binnen, om even later bij de directeur in eigen persoon te worden toegelaten. Wat bleek? Zijn moeder was in Menado geboren, en hij wilde weten of ik nog foto's had waar zij misschien op stond.
Dirk trok reeds op op 19-jarige leeftijd naar de Oost, om zijn geluk in zaken te bepoeven (voor de Moluksche Handels-Vennootscap in Menado, Celebes). Vanuit die stille 'buitenpost' deed hij in lange, gevarieerde brieven verslag aan - vooral - zijn moeder. Het bijzondere voor ons 21e-eeuwers is dat die brieven er nog zijn: Dirks moeder heeft ze keurig bewaard, en toen hij op latere leeftijd zijn jubileum vierde als - inmiddels - directeur van de Moluksche, deden zijn familieleden hem een mahoniehouten kistje cadeau met daarin, in fraaie groene mappen, alle brieven die Dirk ooit aan zijn moeder en zusters geschreven had. Waarvan het leeuwendeel uit Menado komt.
Dat kistje is overgegaan van Dirk naar diens oudste zoon naar diens zoon - alle drie Dirk Hendrik geheten. In 1993 had mijn moeder (Sity, de vrouw van de zoon van de oudste zoon van Dirk) de moed om deze brieven één voor één in te tikken en op te slaan. Ze had er al geregeld in gelezen, en besefte dat deze brieven niet voor het nageslacht verloren mochten gaan. Ruim 1000 boekpagina's verder gaf ze mij een 'floppy', met het bijna achteloze verzoek om eens in de brieven te gaan grasduinen.
Sinds die dag heb ik een hechte band met mijn overgrootvader.
We besloten dat deze brieven voor de hele familie moesten worden gepubliceerd. Internet was toen nog relatief onbekend, dus in plaats van alles - zoals nu - op een weblog te zetten gingen we op zoek naar een uitgever. Maar eerst paste ik de spelling aan, en maakte een selectie van de brieven, wat het aantal bladzijden terugbracht van 1000 tot 384. Een moeilijke en soms zelfs pijnlijke klus; niemand snijdt graag in het vlees van directe familie, want dat is uiteindelijk ook je eigen vlees. Begin 1994 was ik zover, en stuurde een standaardbrief naar elke bestaande uitgever in de Lage Landen. Veel positieve reacties volgden, met evenveel goede adviezen in de trant van: "Leuk, maar misschien meer iets voor het Koninklijk Instituut voor de Tropen". Dat wilden we niet, we wilden een boek uitgeven. Op een bepaald moment kreeg ik een uitnodiging om bij Uitgeverij X langs te komen, één van de belangrijkste uitgevers op het gebied van literatuur. Hoopvol stapte ik het statige grachtenpand aan het Singel binnen, om even later bij de directeur in eigen persoon te worden toegelaten. Wat bleek? Zijn moeder was in Menado geboren, en hij wilde weten of ik nog foto's had waar zij misschien op stond.
Uiteindelijk belde ik de Sociale Werkplaats en begon te onderhandelen over hoeveel het ons zou kosten een boek in eigen beheer te drukken. Midden in dat moeizame proces belde een Belg op, ene Ivo Gay, uitgeefdirecteur van de gerenommeerde uitgever AMBO. Eerst excuseerde hij zich voor de late reactie - 4 maanden na het versturen van mijn brief, te wijten aan een... oogoperatie met langdurige nasleep. Maar nu had hij dan de brieven gelezen. En, zo riep hij enthousiast uit: "We gaan er een boek van maken!"
Meneer Gay werd al snel opgevolgd door mevrouw Cossee, en daarna werd de publicatie lange tijd uitgesteld. Maar AMBO is het contract netjes nagekomen. Dat niet alleen, de eerste druk bedroeg niet minder dan 3000 exemplaren. Daarvan zijn er bijna 1000 verkocht in de reguliere handel, en het grootste deel van de rest dook later op bij, onvermijdelijk, De Slegte.
Meneer Gay werd al snel opgevolgd door mevrouw Cossee, en daarna werd de publicatie lange tijd uitgesteld. Maar AMBO is het contract netjes nagekomen. Dat niet alleen, de eerste druk bedroeg niet minder dan 3000 exemplaren. Daarvan zijn er bijna 1000 verkocht in de reguliere handel, en het grootste deel van de rest dook later op bij, onvermijdelijk, De Slegte.
We noemden het boek "Een Amsterdamse Koopman in de Molukken". Een idee van mijn moeder, ook ingegeven door de hoop dat de link met de Molukken de aandacht op het boek zou vestigen. Dat is niet gebeurd, misschien omdat strikt genomen de titel ook niet klopt. Menado lag vlakbij de Molukken, maar maakte er geen deel van uit. Al gaat Dirk er wel geregeld naar toe en beschrijft die reisjes ook uitgebreid in zijn brieven. Maar Dirk zat in de Minahassa, het gebied dat je vandaag de dag vindt op Noordoost-Sulawesi.
Toen het boek eenmaal gepubliceerd was, volgden er al snel mooie recensies in verschillende boekenbijlagen. Jan Blokker wijdde er een halve pagina Volkskrant aan in zijn rubriek "Als de dag van gisteren". De meest bizarre recensie verscheen in een vakblad voor psychologen, waar de - overigens zeer enthousiaste - psycholoog-recensent tot de conclusie kwam dat Dirk een latente homoseksueel moest zijn geweest. Verder gaf mijn zus een exemplaar aan de acteur Thom Hoffman, die het boek verslond en er lovend over schreef in het NRC Handelsblad. Misschien gaat hij er ooit een film van maken, zoals mijn zus hem min of meer opgedragen heeft. Maar het allermooiste was dat we een handvol ontroerende brieven ontvingen van heel, heel oude dames die hun jeugd in het Menado van Dirk hadden doorgebracht. Eentje speelde als kind altijd met de kinderen van Dirks hoofdagent ter plaatse. Haar kleindochter had haar het boek deels voorgelezen, want ze zag niet meer zo best. Ze had haar jeugd opnieuw beleefd, schreef ze.
Momenteel is "Een Amsterdamse Koopman in de Molukken" ook van de schappen van De Slegte verdwenen. Een rondje op internet leert dat je het bij verschillende antiquariaten kunt bestellen. En daarbij kun je het in vele bibliotheken vinden. Zo komt het dat mijn moeder en ik jaarlijks een door de leenrechtvergoeding gesubsidieerd kopje koffie drinken - we kunnen het er net van betalen.
Maar waar het ons om ging en gaat, is simpelweg dat het boek er ís. In de eerste plaats voor de familie. Want Dirk is naast een goed zakenman en een boeiend verteller ook de stamvader van de familie Wallis de Vries. Op latere leeftijd, in 1917, liet hij namelijk zijn naam bij Koninklijk Besluit veranderen van "De Vries" tot "Wallis de Vries". Een binnen de familie veel gehoorde reden hiervoor is dat zijn halfbroers en –zussen zichzelf van "De Vries" tot "Roodhuyzen de Vries" hadden omgedoopt, omdat anders de naam Roodhuyzen, achternaam van de beide echtgenotes van Dirks vader, zou verdwijnen. Dirk wilde op zijn beurt niet achterblijven, maar koos een “eigen” dubbele naam, wat in die tijd wel vaker voorkwam onder families wie het in Indonesië voor de wind was gegaan. "Wallis" is een verbastering van de eerst bekende voorvader van Dirk, Walle (of Walles) genaamd, die uit Franeker afkomstig was. Wat ook weer de naam "De Vries" verklaart.
Maar even los van alle familieoverwegingen: het boek moest er ook komen omdat het domweg heerlijke brieven zijn. Zoals de uitgever zei: een uniek historisch document. Een complete brievenverzameling uit het fin de siècle van de negentiende eeuw, geschreven door een Amsterdamse jongeman aan het andere einde van de wereld, die schrijven kan en daarvoor ook ruim de tijd had. Arme Dirk, denk ik wel eens. Van zijn 19e tot zijn vroege dertigste zat hij in een vergeten buitenpost van Indië te wachten op de mailboot. Daarbij bekeken de weinige kolonialen in Menado elkaar met argusogen, en als je op het sinterklaasfeestje per ongeluk een jongedame ten dans vroeg die verloofd of getrouwd was, dan hoorde je dat met Pasen nog. Maar hij sloeg zich er doorheen, en maakt ons ruim honderd jaar later deelgenoot van die persoonlijke reis. Daarbij is het opvallend, en ook vaak ontroerend, hoe sterk de relatie tussen Dirk en zijn moeder is. Het beeld dat van Dirks moeder naar voren komt is dat van een kalme, achtenswaardige vrouw die, zoals ze zelf schreef, in moeilijke tijden gewoon was " te doen wat de hand vindt te doen." En die Dirk, als hij dreigde te verpieteren in zijn isolement, met twee of drie woorden weer perspectief kon geven. Wat dat betreft is haar telegram aan Dirk, als zijn leven op het einde van het boek een zeer tragische wending neemt, legendarisch: "Moed houden", luidt het dan. En dat doet Dirk ook.
Maar waar het ons om ging en gaat, is simpelweg dat het boek er ís. In de eerste plaats voor de familie. Want Dirk is naast een goed zakenman en een boeiend verteller ook de stamvader van de familie Wallis de Vries. Op latere leeftijd, in 1917, liet hij namelijk zijn naam bij Koninklijk Besluit veranderen van "De Vries" tot "Wallis de Vries". Een binnen de familie veel gehoorde reden hiervoor is dat zijn halfbroers en –zussen zichzelf van "De Vries" tot "Roodhuyzen de Vries" hadden omgedoopt, omdat anders de naam Roodhuyzen, achternaam van de beide echtgenotes van Dirks vader, zou verdwijnen. Dirk wilde op zijn beurt niet achterblijven, maar koos een “eigen” dubbele naam, wat in die tijd wel vaker voorkwam onder families wie het in Indonesië voor de wind was gegaan. "Wallis" is een verbastering van de eerst bekende voorvader van Dirk, Walle (of Walles) genaamd, die uit Franeker afkomstig was. Wat ook weer de naam "De Vries" verklaart.
Maar even los van alle familieoverwegingen: het boek moest er ook komen omdat het domweg heerlijke brieven zijn. Zoals de uitgever zei: een uniek historisch document. Een complete brievenverzameling uit het fin de siècle van de negentiende eeuw, geschreven door een Amsterdamse jongeman aan het andere einde van de wereld, die schrijven kan en daarvoor ook ruim de tijd had. Arme Dirk, denk ik wel eens. Van zijn 19e tot zijn vroege dertigste zat hij in een vergeten buitenpost van Indië te wachten op de mailboot. Daarbij bekeken de weinige kolonialen in Menado elkaar met argusogen, en als je op het sinterklaasfeestje per ongeluk een jongedame ten dans vroeg die verloofd of getrouwd was, dan hoorde je dat met Pasen nog. Maar hij sloeg zich er doorheen, en maakt ons ruim honderd jaar later deelgenoot van die persoonlijke reis. Daarbij is het opvallend, en ook vaak ontroerend, hoe sterk de relatie tussen Dirk en zijn moeder is. Het beeld dat van Dirks moeder naar voren komt is dat van een kalme, achtenswaardige vrouw die, zoals ze zelf schreef, in moeilijke tijden gewoon was " te doen wat de hand vindt te doen." En die Dirk, als hij dreigde te verpieteren in zijn isolement, met twee of drie woorden weer perspectief kon geven. Wat dat betreft is haar telegram aan Dirk, als zijn leven op het einde van het boek een zeer tragische wending neemt, legendarisch: "Moed houden", luidt het dan. En dat doet Dirk ook.
Op deze weblog staan alle brieven die Dirk vanuit Menado aan zijn moeder schreef, in hun originele vorm en spelling – zoals hij ze geschreven heeft, en zoals mijn moeder ze in 1993 heeft ingetikt. Gelukkig hebben we alles tijdig van floppies op diskettes op harde schijven en op CD’s overgezet. Het duwtje in de rug heb ik eigenlijk gekregen van mijn familie, oftewel: van de nazaten van Dirk. In september 2007 hebben we een erg geslaagde familiereünie gehouden, waarbij ik midscheeps getroffen werd door het blijvende enthousiasme voor het boek. De één heeft zijn zoontje vernoemd naar Dirk, de ander citeert Dirks moeder in een telegram naar een kind dat ver weg zit, weer een derde heeft het over de “clan” van Dirk, over Dirk als ijkpunt. Dat is ook het aardige van de naam Wallis de Vries: er is geen andere familie die zo heet, dus als je er eentje tegenkomt, kun je hier opzoeken wat zijn of haar (bet)(over)grootvader in 1884 in de Oost uit zat te spoken.
Deze site heeft ook een primeur: Dirks belevenissen in het Parijs van 1892, een gedeelte dat het boek niet gehaald heeft (zie "reisverslag Parijs" in het kadertje linksboven). Hij had daar met zijn oudere halfbroer Gerard een paar uiterst genoeglijke dagen doorgebracht, en hij doet geen moeite zijn moeder dat te verhullen.
Om de brieven te lezen hoef je alleen maar op de jaartallen links te klikken.
Wie schrijft die blijft – hoe waar is dat cliché. En: gelukkig dat er toen geen e-mail was.
Veel leesplezier,
Ruard Wallis de Vries
Deze site heeft ook een primeur: Dirks belevenissen in het Parijs van 1892, een gedeelte dat het boek niet gehaald heeft (zie "reisverslag Parijs" in het kadertje linksboven). Hij had daar met zijn oudere halfbroer Gerard een paar uiterst genoeglijke dagen doorgebracht, en hij doet geen moeite zijn moeder dat te verhullen.
Om de brieven te lezen hoef je alleen maar op de jaartallen links te klikken.
Wie schrijft die blijft – hoe waar is dat cliché. En: gelukkig dat er toen geen e-mail was.
Veel leesplezier,
Ruard Wallis de Vries